donderdag 25 maart 2010

Grote Beer

Op een heldere avond kan je in de Ardennen een heel pak sterren zien, tenminste op plaatsen waar wij met de KSA meestal naartoe gingen. Ik was steeds onder de indruk van de duizenden, misschien wel miljoenen stipjes aan de hemel. Elk stipje was verschillend in helderheid en kleur - als ik mijn niet-kleurenblinde vrienden mag geloven -, maar elk lichtpuntje, hoe klein ook, intrigeerde mij evenzeer. We waren steeds op zoek naar vallende sterren, en bij het kampvuur lagen we soms tot een kot in de nacht op de rug naar het hemelruim te staren.
Ik was jong, naïef en flapte er ongeveer alles uit wat in mijn hoofd opkwam - alleen de eerste eigenschap kan ik met zekerheid tot het verleden verbannen - wanneer we op een avond een paar minuten de tijd kregen om na het avondlied naar de sterren te kijken. “Kijk! De grote beer!” ik kon mijn opwinding met moeite verbergen, “Die hangt boven het huis van onze overbuur!” Thuis stonden we soms, bij het uitwuiven van late bezoekers, in de deuropening naar de sterren te kijken, mijn ma of pa zei altijd: “Kijk! De grote beer.” De leiders begonnen natuurlijk allemaal te lachen om mijn onschuldige onwetendheid, maar ik voelde mij opeens heel erg verbonden... als het ware dicht bij huis. Zelden heb ik een kamp willen verlaten, en zeker toen niet, maar op één of andere manier gaf die verbondenheid me een warm gevoel.
Vandaag ben ik in Waterloo, niet zo heel ver van die Ardennen, zou je kunnen denken, maar niets is minder waar. Ik ben in Waterloo, Ontario, op een 120 km van Toronto. Ik heb een opdracht aangenomen om een R&D afdeling van een billion dollar company efficiënter te maken, efficiënter als in goedkoper, sneller en beter. Niet door ontslagen of zo - dat is althans de bedoeling -, maar door samen te werken met de mensen, uit te vissen wat hun uitdagingen en problemen zijn, een paar druppels olie tussen de krakende onderdelen te gieten, hier en daar een aantal nutteloze en tijdrovende activiteiten te verwijderen en op andere plaatsen iets toe te voegen. Elke dag van de week 120 km heen en terug rijden is voor mij geen optie, dus huur ik af en toe een kamertje met ontbijt hier dichtbij. Gisteren trok ik net voor het slapen gaan mijn winterjas aan voor een korte wandeling. Waterloo is niet echt even donker als de Ardennen - al is het op vele manieren een pak donkerder -, maar er stonden duidelijk veel meer sterren aan de hemel dan in Toronto. Nog voor ik goed en wel besefte waarom, krulde mijn mondhoeken naar omhoog en voelde ik een warmte die niet van mijn winterjas afkomstig was. “Kijk! De grote beer!” hoorde ik in mijn achterhoofd. Daar stond het huis van mijn voormalige overbuur in de Hoogstraat in Lede, luttele meters verwijderd van de voordeur van mijn ouders.